Organisisme: het leven is een cyclus

Organisisme: het leven is een cyclus

Organisisme: het leven is een cyclus

Deze blog is onderdeel van de reeks ‘het RFT-woordenboek‘. RFT staat voor Relational Frame Theory. Dat is een geweldige theorie over hoe taal en ons gedrag samenhangen. RFT kan voor nieuwkomers wat uitdagend zijn om in te komen. Het heeft veel woorden die haast wel een vreemde taal lijken. Daarom zijn deze blogs er, als een soort woordenboek voor RFT. De dikgedrukte woorden in de tekst vind je terug in het woordenboek.

In de vorige blogs hebben we gezien dat waarheid en bewijs afhankelijk zijn van hoe je naar het leven kijkt: je wereldbeeld. We hebben gesteld dat je niet zonder wereldbeeld naar het leven kan kijken. Een algemeen wereldbeeld wordt door wetenschapsfilosoof Pepper (1942) ook wel een wereldhypothese genoemd. Sommige wereldhypotheses zijn geschikt voor wetenschap en anderen niet. In de vorige blog hebben we gekeken naar de eerste wereldhypothese die geschikt is voor wetenschap: het vormisme. Deze week staan we stil bij de wereldhypothese die het organisisme heet. 

Organisisme

Het organisisme is een wereldhypothese die uitgaat van een cyclische beweging. Door deze cyclische beweging vormen afzonderlijke elementen steeds meer een geheel. Deze cyclische beweging gaat in fases.

Fases

In de eerste fase zijn de afzonderlijke elementen nog los van elkaar. Ze hebben geen verband of relatie.

In de tweede fase vormen de afzonderlijke elementen relaties. Sommige elementen gaan niet lekker samen. Dit worden conflicten genoemd. De conflicten komen naar de voorgrond in fase drie 

In de vierde fase worden de conflicten uitgewerkt. 

Als de conflicten uitgewerkt zijn is er in de vijfde fase een nieuw kloppend geheel. 

Dit nieuwe kloppende geheel kan weer worden verstoord door de komst van nieuwe elementen die voor conflict zorgen. Dan begint de cyclus weer opnieuw. 

Waarheid

Zoals eerder besproken heeft elk wereldhypothese een waarheidscriterium. In het geval van het organisisme is Iets waar als hetgeen men onderzoekt zich naar een coherent (kloppend) geheel beweegt, door bepaalde fases heen.

Organisisme in de psychologie

Een voorbeeld uit de psychologie is de groepsdynamica theorie van Tuckman (1965). Hierin beschrijft Tuckman hoe een groep een groep wordt. De fases van Tuckman komen niet helemaal een-op-een overeen met de fases van die Pepper beschrijft. Tuckman slaat voor het gemak soms een fase over. Toch zijn de organische roots goed terug te zien in Tuckman’s model. De eerste fase van Tuckman is het heet Forming, hierbij gaan de afzonderlijke individuen relaties aan. 

Sommige relaties lopen lekker, in anderen is er conflict. Tijdens de Storming fase komt het conflict boven tafel.

Na de storming fase komt de norming fase. Tijdens de norming fases worden de conflicten uitgewerkt.

Tijdens de laatste fase, de performing fase, opereert de groep als een coherent geheel zonder conflicterende relaties binnen de groep. De groep is nu één geheel.

Als er nieuwe groepsleden bijkomen dan begint de cyclus opnieuw bij de forming fase.

Dit is eigenlijk de enige theorie, die ik ken binnen de psychologie, die puur organistisch is. Andere theorieën die ook gebruik maken van fases zijn vaak op meerdere wereldhypotheses gebaseerd, o.a. het mechanisisme. Het is overigens niet heel handig om wereldhypotheses te mengen. Waarom dat is, kom ik later op terug. In de volgende blog zullen we eerst kijken naar het mechanisisme. Het mechanisisme is het meest gebruikt in de hedendaagse psychologie.

Referenties
Pepper, S. C. (1942). World hypotheses: A study in evidence (Vol. 31). Univ of California Press.
Tuckman, B. W. (1965). Developmental sequence in small groups. Psychological bulletin63(6), 384.

Vormisme: De DSM, door de vorm bepaald

Vormisme: De DSM, door de vorm bepaald

Vormisme: De DSM, door de vorm bepaald

Deze blog is onderdeel van de reeks ‘het RFT-woordenboek‘. RFT staat voor Relational Frame Theory. Dat is een geweldige theorie over hoe taal en ons gedrag samenhangen. RFT kan voor nieuwkomers wat uitdagend zijn om in te komen. Het heeft veel woorden die haast wel een vreemde taal lijken. Daarom zijn deze blogs er, als een soort woordenboek voor RFT. De dikgedrukte woorden in de tekst vind je terug in het woordenboek.

In de vorige blogs hebben we gezien dat waarheid en bewijs afhankelijk zijn van hoe je naar het leven kijkt: je wereldbeeld. We hebben gesteld dat je niet zonder wereldbeeld naar het leven kan kijken. Een algemeen wereldbeeld wordt door wetenschapsfilosoof Pepper (1942) ook wel een wereldhypothese genoemd. Sommige wereldhypotheses zijn geschikt voor wetenschap en anderen niet. In de vorige blog hebben we gekeken naar de twee wereldhypotheses die ongeschikt zijn voor wetenschap. Deze week nemen de eerste wereldhypothese onder de loep die wel geschikt is voor wetenschap: het vormisme.

Vormisme

Bij de wereldhypothese die vormisme heet staat het idee centraal dat alles wat we ervaren bestaat uit verschillende vormen. Iedere vorm is uniek en toch hebben ze overeenkomsten en verschillen met elkaar. Zo is ieder boom uniek, maar iedere boom deelt bepaalde eigenschappen met andere bomen. Deze eigenschappen maken een boom een boom (bijvoorbeeld, een stam, bast en bladeren of naalden). Laten we eens kijken hoe het vormisme werkt aan de hand van een voorbeeld.

 

Unieke vormen en hun eigenschappen

Neem dit gele beertje hierboven. Deze beer kan gezien worden als een unieke vorm. We kunnen zeggen dat deze unieke vorm de volgende eigenschappen heeft: ‘ziet er uit als een beer’ en ‘geel’. Schematisch ziet dat er zo uit:

 

Laten we een aantal andere unieke vormen toevoegen aan onze unieke gele beer, namelijk: een blauwe beer en een geel vel papier. We hebben nu drie unieke vormen: een gele beer, een blauwe beer en een geel vel papier. De blauwe beer en de gele beer delen de eigenschap ‘ziet er uit als een beer’. De gele beer en het gele vel papier delen de eigenschap ‘geel’.

 

Categorieën

We kunnen nu categorieën maken. Dit doen we op basis van de eigenschappen die de unieke vormen met elkaar delen. Zo kunnen we bijvoorbeeld de volgende categorieën maken:

  • Ziet er uit als een beer
  • Geel

De gele beer en de blauwe beer maken onderdeel uit van de categorie ‘ziet er uit als een beer’. Het gele vel papier en de gele beer maken onderdeel uit van de categorie ‘geel’. De categorie wordt bepaald door de gedeelde eigenschappen.

Elke categorie kan ook weer een subcategorie hebben. Zo is bijvoorbeeld elke boom onder te verdelen in een soort boom (bijv.: eikenboom, esdoorn, etc.). Elk soort boom deelt specifieke eigenschappen met bomen uit zijn soort. Deze specifieke eigenschappen zijn niet terug te vinden zijn in andere soorten bomen. Een eikenboom heeft bijvoorbeeld een bepaalde vorm blad, die andere boomsoorten niet hebben. Zo is een eikenboom te onderscheiden van andere bomen, bijvoorbeeld een esdoorn

Samenvattend: eigenschappen maken deel uit van unieke vormen. Je kan categorieën maken op basis van eigenschappen. Unieke vormen kunnen deel uit maken van een categorie op basis van de gedeelde eigenschappen, eigen aan de categorie. Op deze manier kunnen we onderscheid maken tussen verschillende unieke vormen.

Waarheid

Zoals eerder besproken heeft elk wereldhypothese een waarheidscriterium. In het geval van het vormisme is iets waar als het overeenkomt. Iets behoort tot een bepaalde categorie als de eigenschappen van de unieke vormen overeenkomen met die van de categorie.

Vormisme in de psychologie

De Diagnostical Statistical Manual of Mental Disorders (DSM), het boek waarin stoornissen gecategoriseerd zijn (APA, 2022), is bij uitstek een vormistische benadering van de psychologie. Binnen de DSM worden symptomen van gedragsstoornissen gecategoriseerd. De DSM is ontstaan door een behoefte aan consensus. Voor de introductie van de DSM was er een wirwar aan verschillende namen voor bepaalde gedragingen. Niemand wist wat er precies bedoeld werd met bijvoorbeeld ‘depressie’ en ieder had zijn eigen interpretatie. Zodoende was er behoefte aan consensus en dus is men gaan categoriseren aan de hand van uiterlijke symptomen die men kon onderscheiden. Op deze manier is men bij het ontstaan van de DSM uitgegaan van het vormisme, misschien niet eens bewust.

Specifiek zien we het vormisme terug bij de DSM in de categorisering van het gedrag op basis van eigenschappen, ook wel symptomen genaamd. Daarnaast zien we het terug in het idee dat deze uiterlijke symptomen (eigenschappen) iets waardevols zeggen over het unieke gedrag (unieke vorm). Ook zien we het vormisme terug in het waarheidscriterium. Vanuit de DSM is het waar dat iemand depressie heeft, wanneer het gedrag van deze persoon voldoet aan de uiterlijke symptomen (eigenschappen) die horen bij de categorie ‘depressie’.

Anders dan de DSM zien we het vormisme niet zoveel terug in de psychologie. Het is dan ook een betrekkelijk beperkte benadering wanneer je geïnteresseerd bent in wat complexere processen die invloed hebben op gedrag.

In de volgende blog kijken we naar het organisisme, wat een cyclische benadering heeft.

Referenties
American Psychiatric Association. (2022). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed., text rev.). https://doi.org/10.1176/appi.books.9780890425787
Pepper, S. C. (1942). World hypotheses: A study in evidence (Vol. 31). Univ of California Press.

Why god and intuition are not suitable for science

Why god and intuition are not suitable for science

Why god and intuition are not suitable for science

This blog is part of the “RFT Dictionary” series. RFT stands for Relational Frame Theory, an incredible theory that explores the relationship between language and behaviour. RFT can be challenging for newcomers to grasp, as it incorporates numerous terms that may seem like a foreign language. That’s why these blogs exist—to serve as a sort of dictionary for RFT. The bolded words in the text can be found in the dictionary, providing definitions and explanations to enhance your understanding.

In previous blog posts, we have seen that what you consider as true is, among other things, dependent on your world view (the lens through which you view the world), also known as a world hypothesis. In the last blog post, we explored the criteria a world hypothesis must meet in order to be suitable for science. A world hypothesis is deemed suitable if it allows for the confirmation or refutation of a claim made by someone. This confirmation or refutation should be possible through measurements and logic. I would like to illustrate this by discussing two world hypotheses in which this principle is lacking and thus are unsuitable for science: Animism and Mysticism.

Animism

Animism is the belief that a spirit, deity, or divinity is responsible for certain phenomena. For example, it suggests that Thor, the god of thunder, is responsible for causing thunderstorms. There are many variations of animism, ranging from the belief that every tree and river has its own god or spirit, to the notion that there is a single god who determines everything. And there are many other variations in between. All these variations assume the existence of a divinity, which explains why the world is the way it is. This divinity is not directly observable, and this, in itself, is not a problem for science. There are scientific disciplines that rely on indirect measurements or phenomena that are not directly perceptible. Occasionally, such matters are labelled as pseudoscience, but generally, it is not a limitation to approach the indirectly observable aspects scientifically. So, that the divinity can only be indirectly observed is not the entire reason why animism is not suitable for science. To understand what does make it problematic, we need to consider the following.

In most cultures, certain individuals (such as priests, imams, nuns, etc.) have more direct contact with the divinity or divinities than others (the common people). For simplicity, let’s refer to all these individuals who have contact with the divinity as “priests.” These priests can inform the common people about the motives of the divinity. Thus, the divinity is not directly observable except by the priests. Therefore, the truth can only be traced back to what these priests say. Their claims cannot be confirmed or refuted by others because they hold exclusive access to the divinity. Consequently, all truth is mediated through them. Essentially, we can only rely on the stories told by those who have contact with the divinity, i.e., the priests. The truth they convey is impossible to refute or confirm. It is this combination that poses a problem for science: the divinity is not directly observable except by a select group, who must be believed on their word. The notion that something is true because someone says so is referred to as dogmatism. Animism often leads to dogmatic situations. The fact that a priest’s dogmatic claim cannot be refuted renders animism unsuitable for science.

Mysticism

The mystical experience forms the foundation of mysticism. The mystical experience is often described as a state in which one feels a sense of unity with all there is. This feeling is so powerful that it is perceived as the truth. There is no other truth beyond this. This intense feeling is also referred to as intuition or Love. Intuition or the feeling of Love becomes the criterion for truth: something is true if your intuition or feeling indicates that it is true. Your feeling becomes your truth. Truth, in this context, is limited to the individual and cannot be refuted or confirmed by others. Therefore, it is not suitable for science.

 We cannot claim that mysticism itself is not true; it can be a valid way to approach life, just like animism. However, mysticism is not suitable for science because it cannot be refuted or confirmed by others. It holds a highly personal perspective on truth.

A little side note: Mysticism can transition into animism and dogmatism when an individual’s mystical experience becomes a teaching or a belief system.

Animism and mysticism not better than science

Animism and mysticism are neither fundamentally more nor less true than world hypotheses that are suitable for science. Both are valid ways to navigate life with, if one prefers to do so. The reason they are not suitable for science is that the truth is not shareable with others: you cannot refute or confirm someone’s claim. In the case of animism, the truth lies in the hands of a select group (the priests), and in the case of mysticism, the truth is within the individual’s grasp only (one’s own intuition). Perhaps science may arrive at similar conclusions as certain mystical or animistic traditions. That is entirely possible, but the approach to those conclusions comes from a different perspective—a perspective that allows for the possibility of confirming or refuting claims. Alternatively, there might emerge a world hypothesis that can bridge mysticism and/or animism with science. Pepper’s world hypotheses are not fixed, so new possibilities may unfold. If that happens, there must be room to refute and/or confirm claims made by others, based on a truth accessible to everyone.

Next week, we will explore Pepper’s first world hypothesis which is suitable for science: “formism”

References
Pepper, S. C. (1942). World hypotheses: A study in evidence (Vol. 31). Univ of California Press.

Why god and intuition are not suitable for science

God en intuïtie niet geschikt voor wetenschap

God en intuïtie niet geschikt voor wetenschap

Deze blog is onderdeel van de reeks ‘het RFT-woordenboek‘. RFT staat voor Relational Frame Theory. Dat is een geweldige theorie over hoe taal en ons gedrag samenhangen. RFT kan voor nieuwkomers wat uitdagend zijn om in te komen. Het heeft veel woorden die haast wel een vreemde taal lijken. Daarom zijn deze blogs er, als een soort woordenboek voor RFT. De dikgedrukte woorden in de tekst vind je terug in het woordenboek.

In de vorige blogs hebben we gezien dat wat je als waar beschouwt o.a. afhankelijk is van je wereldbeeld (de lens waardoor je naar de wereld kijkt), ook wel wereldhypothese genoemd. In de laatste blog hebben we bekeken waaraan een wereldbeeld moet voldoen, wil het geschikt zijn voor wetenschap. Een wereldbeeld is geschikt als het wereldbeeld het toelaat dat een bewering van iemand kan worden bevestigd of ontkracht. Dit moet kunnen aan de hand van metingen en logica. Hoe dit eruit ziet, wil ik je laten zien aan de hand van twee wereldbeelden waarbij dit principe juist ontbreekt en dus niet geschikt zijn voor wetenschap: Animisme en Mysticisme.

Animisme

Animisme is het idee dat een geest, spirit of goddelijkheid verantwoordelijk is voor bepaalde fenomenen. Bijvoorbeeld dat Thor, de god van de donder er voor zorgt dat het gaat donderen. Er zijn veel varianten van animisme. Van dat elke boom en rivier zijn eigen god, of zijn eigen spirit, heeft, tot aan dat er één god is die alles bepaalt. En zo zijn er nog vele varianten hier tussen.

Al deze varianten gaan ervan uit dat er een goddelijkheid is, en dat dit verklaart waarom de wereld is zoals die is. Deze goddelijkheid is niet direct waar te nemen. En dat is op zichzelf nog geen probleem voor wetenschap. Er zijn wel meer wetenschappelijke stromingen die uitgaan van indirecte metingen, of zaken die niet direct waarneembaar zijn. Heel soms worden dergelijke zaken als pseudowetenschap bestempeld, maar over het algemeen is het geen beperking om het indirect waarneembare toch wetenschappelijk te benaderen. Dat de goddelijkheid alleen indirect waar te nemen is, is dus niet het hele verhaal waarom het animisme niet geschikt is voor wetenschap. Daarvoor moeten we ook naar het volgende kijken.

In de meeste culturen zijn er mensen die directer contact hebben met de goddelijkheid/-heden (priesters, imams, nonnen, e.d.) dan anderen (het gewone volk). Ik noem voor het gemak al deze mensen die contact hebben met de goddelijkheid ‘priesters’. Deze priesters kunnen het gewone volk vertellen waarom de goddelijkheid doet wat hij doet. Dus de goddelijkheid is niet direct waar te nemen, behalve door de priesters. De waarheid is dus alleen terug te voeren op wat deze priesters zeggen. Dit kan niet worden bevestigd of ontkracht door anderen, want de priesters hebben het alleenrecht op het contact met de goddelijkheid. Daarmee gaat alle waarheid via hen. Zo is de waarheid gecentreerd tot een kleine groep mensen, die niet in twijfel getrokken kan worden. De verhalen die ze vertellen zijn onmogelijk om te ontkrachten of te bevestigen. Het is deze combinatie die problematisch is voor wetenschap: de goddelijkheid is niet direct waar te nemen, behalve door een selecte groep, die we dienen te geloven op hun woord. Dat iets waar is omdat iemand het zegt, wordt ook wel dogmatisme genoemd. Animisme lijdt vaak tot dogmatische toestanden. Dat de dogmatische bewering van een priester niet te ontkrachten is, maakt dat het animisme niet geschikt is voor wetenschap.

    Mysticisme

    De mystieke ervaring vormt de basis van het mysticisme. De mystieke ervaring wordt ook wel beschreven als een ervaring waarbij je voelt dat je één bent met alles. Dit gevoel is zo krachtig dat dit als waar aan voelt. Er is geen andere waarheid meer dan dit. Dit krachtige gevoel wordt ook wel intuïtie of Liefde genoemd. De intuïtie of het gevoel van Liefde wordt het waarheidscriterium: iets is waar als je intuïtie of je gevoel aangeeft dat het waar is. Jouw gevoel is jouw waarheid. Waarheid is hier beperkt tot het individu en kan dus niet door anderen ontkracht of bevestigd worden door anderen. Zodoende is het niet geschikt voor wetenschap. Het heeft een hele persoonlijke kijk op waarheid waar er weinig ruimte is voor anderen. Als de mystieke ervaring van één persoon een leerschool of geloofsovertuiging wordt, kan het Mysticisme overgaan in Animisme en dogmatisme. 

    Animisme en mysticisme niet beter dan wetenschap

    Zowel animisme als mysticisme zijn niet fundamenteel meer of minder waar dan wereldbeelden die wel geschikt zijn voor wetenschap. Beiden zijn prima manieren om door het leven te gaan, mocht je daar de voorkeur aan geven. Dat ze niet geschikt zijn voor wetenschap, is omdat de waarheid niet deelbaar is met anderen: je kunt iemands bewering niet ontkrachten of bevestigen. In het geval van animisme is de waarheid in de handen van een selecte groep (de priesters) en in het geval van mysticisme is de waarheid in handen van het individu (je eigen intuïtie). Misschien komt de wetenschap tot zelfde conclusies als bepaalde mystieke of animistische stromingen. Dat is goed mogelijk, alleen dan komen ze daar vanuit een ander perspectief. Een perspectief wat wel de mogelijkheid biedt om beweringen te bevestigen en te ontkrachten. Of misschien komt er ooit een wereldhypothese dat het mystieke of het animisme met wetenschap kan verbinden. De wereldbeelden van Pepper staan niet vast, dus nieuwe mogelijkheden kunnen zich ontvouwen. Mocht dat gebeuren, dan moet er in ieder geval ruimte zijn om beweringen van anderen te ontkrachten en/of te bevestigen, op basis van een waarheid die voor iedereen toegankelijk is.

    Volgende week zullen we Pepper’s eerste wereldhypothese behandelen die wel geschikt is voor wetenschap: het vormisme.

    Ik vind het belangrijk dat deze kennis vrij toegankelijk is. Vond je dit artikel waardevol? Dan kun je me steunen met een vrijwillige bijdrage, klik hier voor meer.

    Referenties
    Pepper, S. C. (1942). World hypotheses: A study in evidence (Vol. 31). Univ of California Press.

    Noodzakelijk voor Wetenschap

    Noodzakelijk voor Wetenschap

    Noodzakelijk voor Wetenschap

    Deze blog is onderdeel van de reeks ‘het RFT-woordenboek‘. RFT staat voor Relational Frame Theory. Dat is een geweldige theorie over hoe taal en ons gedrag samenhangen. RFT kan voor nieuwkomers wat uitdagend zijn om in te komen. Het heeft veel woorden die haast wel een vreemde taal lijken. Daarom zijn deze blogs er, als een soort woordenboek voor RFT. De dikgedrukte woorden in de tekst vind je terug in het woordenboek.

    In de vorige blog hebben we gezien dat waarheid en bewijs afhankelijk zijn van hoe je naar het leven kijkt: je filosofie of je wereldbeeld. We hebben gesteld dat je niet zonder wereldbeeld naar het leven kan kijken. Het is als een bril, die je niet af kan zetten, maar wel kan verwisselen met een andere bril. Ook wetenschappers dragen zo een bril en hebben een wereldbeeld. Wetenschapsfilosoof Pepper (1942) maakte onderscheid tussen zes verschillende globale wereldbeelden, die hij wereldhypotheses noemde. Elk met zijn eigen kijk op waarheid, ook wel bekend onder de term ‘waarheidscriterium’.

    Geschikt voor wetenschap

    Nu is niet elke wereldhypothese geschikt voor wetenschap, volgens Pepper. In deze blog wil ik je graag meer vertellen over waar een wereldbeeld of wereldhypothese aan moet voldoen als je het wil gebruiken als basis voor wetenschap. Kort gezegd: in wetenschap is het noodzakelijk dat ik een bewering van iemand kan bevestigen of ontkrachten. Als ik iets beweer, dan moet jij dat kunnen bevestigen of ontkrachten. Pepper noemt dit met een Engels woord: corroboration. Zo een bevestiging, of ontkrachten, van een bewering kan op twee manieren:

    1. Aan de hand van metingen
    2. Aan de hand van logica
    Metingen

    Ik zou bijvoorbeeld het kookpunt van water kunnen meten, met een thermometer. Ik zeg tegen jou, de lezer, ‘water kookt bij 100 graden Celsius’. Je bent er misschien niet van overtuigd en wil de meting zelf doen. Dat doe je en je ziet dat de thermometer inderdaad 100 graden aan wijst als het water kookt. Met jouw meting bevestig je mijn bewering. Een bevestiging van een bewering op basis van een meeting noemt Pepper: corroboration of data.

     

    Logica

    Nu kan je ook iets bevestigen aan de hand van logica. Neem bijvoorbeeld een stoel, die wordt gemaakt door een fabrikant, genaamd Putjefrats. Deze fabrikant, Putjefrats, staat bekend om zijn stevige stoelen, Putjefrats heeft een keurmerk en wordt regelmatig gecontroleerd door een externe partij op de stevigheid van zijn stoelen. Nu heb ik zo een stoel gekocht van Putjefrats en ik zeg tegen jou: ‘Dit is een stevige stoel, ga er maar op zitten, hij is van Putjefrats!’. Je vertrouwt het toch niet helemaal en vraagt aan mij, ‘Hoezo is dit een stevige stoel, alleen omdat hij van Putjefrats is?’. Dan zeg ik, ‘Nou, Putjefrats staat bekend om zijn stevige stoelen, ze hebben een keurmerk en worden regelmatig gecontroleerd.’ ‘Oh, als dat zo is’, zeg je, ‘dan is het zeer waarschijnlijk dat dit een stevige stoel is.’ Zo bevestig je mijn bewering op basis van de logische samenhang van verschillende data. Een bevestiging op basis van logica, noemt Pepper in het Engels: corroboration of danda.

    Binnen een wereldhypothese moeten beiden mogelijkheden van bevestigen of ontkrachten mogelijk zijn: zowel op basis van logica als op basis van data. Twee van Peppers wereldhypotheses voldoen hier niet aan en vier wel. In de volgende blog gaan we kijken naar de twee wereldbeelden die ongeschikt zijn voor wetenschap: Animisme en Mysticisme.

    Wereldhypotheses zelf zijn niet te bevestigen

    Een wereldhypothese is zelf overigens niet te ontkrachten of te bevestigen als waar. Iets is waar binnen een bepaalde wereldhypothese of vanuit een bepaald wereldbeeld. Waarheid bestaat niet los van een wereldhypothese, zoals te lezen is in de vorige blog. Een wereldhypothese proberen te bevestigen of ontkrachten is als het opeten van je eigen mond: het gaat niet. De ene wereldhypothese kan dus niet méér of minder waar zijn dan de ander. Dit geldt ook voor wereldhypotheses die niet geschikt zijn voor wetenschap.

    Volgende keer dus voorbeelden van wereldhypotheses die niet geschikt zijn voor wetenschap.

    Ik vind het belangrijk dat deze kennis vrij toegankelijk is. Vond je dit artikel waardevol? Dan kun je me steunen met een vrijwillige bijdrage, klik hier voor meer.

    Referenties
    Pepper, S. C. (1942). World hypotheses: A study in evidence (Vol. 31). Univ of California Press.