Why god and intuition are not suitable for science

Why god and intuition are not suitable for science

Why god and intuition are not suitable for science

This blog is part of the “RFT Dictionary” series. RFT stands for Relational Frame Theory, an incredible theory that explores the relationship between language and behaviour. RFT can be challenging for newcomers to grasp, as it incorporates numerous terms that may seem like a foreign language. That’s why these blogs exist—to serve as a sort of dictionary for RFT. The bolded words in the text can be found in the dictionary, providing definitions and explanations to enhance your understanding.

In previous blog posts, we have seen that what you consider as true is, among other things, dependent on your world view (the lens through which you view the world), also known as a world hypothesis. In the last blog post, we explored the criteria a world hypothesis must meet in order to be suitable for science. A world hypothesis is deemed suitable if it allows for the confirmation or refutation of a claim made by someone. This confirmation or refutation should be possible through measurements and logic. I would like to illustrate this by discussing two world hypotheses in which this principle is lacking and thus are unsuitable for science: Animism and Mysticism.

Animism

Animism is the belief that a spirit, deity, or divinity is responsible for certain phenomena. For example, it suggests that Thor, the god of thunder, is responsible for causing thunderstorms. There are many variations of animism, ranging from the belief that every tree and river has its own god or spirit, to the notion that there is a single god who determines everything. And there are many other variations in between. All these variations assume the existence of a divinity, which explains why the world is the way it is. This divinity is not directly observable, and this, in itself, is not a problem for science. There are scientific disciplines that rely on indirect measurements or phenomena that are not directly perceptible. Occasionally, such matters are labelled as pseudoscience, but generally, it is not a limitation to approach the indirectly observable aspects scientifically. So, that the divinity can only be indirectly observed is not the entire reason why animism is not suitable for science. To understand what does make it problematic, we need to consider the following.

In most cultures, certain individuals (such as priests, imams, nuns, etc.) have more direct contact with the divinity or divinities than others (the common people). For simplicity, let’s refer to all these individuals who have contact with the divinity as “priests.” These priests can inform the common people about the motives of the divinity. Thus, the divinity is not directly observable except by the priests. Therefore, the truth can only be traced back to what these priests say. Their claims cannot be confirmed or refuted by others because they hold exclusive access to the divinity. Consequently, all truth is mediated through them. Essentially, we can only rely on the stories told by those who have contact with the divinity, i.e., the priests. The truth they convey is impossible to refute or confirm. It is this combination that poses a problem for science: the divinity is not directly observable except by a select group, who must be believed on their word. The notion that something is true because someone says so is referred to as dogmatism. Animism often leads to dogmatic situations. The fact that a priest’s dogmatic claim cannot be refuted renders animism unsuitable for science.

Mysticism

The mystical experience forms the foundation of mysticism. The mystical experience is often described as a state in which one feels a sense of unity with all there is. This feeling is so powerful that it is perceived as the truth. There is no other truth beyond this. This intense feeling is also referred to as intuition or Love. Intuition or the feeling of Love becomes the criterion for truth: something is true if your intuition or feeling indicates that it is true. Your feeling becomes your truth. Truth, in this context, is limited to the individual and cannot be refuted or confirmed by others. Therefore, it is not suitable for science.

 We cannot claim that mysticism itself is not true; it can be a valid way to approach life, just like animism. However, mysticism is not suitable for science because it cannot be refuted or confirmed by others. It holds a highly personal perspective on truth.

A little side note: Mysticism can transition into animism and dogmatism when an individual’s mystical experience becomes a teaching or a belief system.

Animism and mysticism not better than science

Animism and mysticism are neither fundamentally more nor less true than world hypotheses that are suitable for science. Both are valid ways to navigate life with, if one prefers to do so. The reason they are not suitable for science is that the truth is not shareable with others: you cannot refute or confirm someone’s claim. In the case of animism, the truth lies in the hands of a select group (the priests), and in the case of mysticism, the truth is within the individual’s grasp only (one’s own intuition). Perhaps science may arrive at similar conclusions as certain mystical or animistic traditions. That is entirely possible, but the approach to those conclusions comes from a different perspective—a perspective that allows for the possibility of confirming or refuting claims. Alternatively, there might emerge a world hypothesis that can bridge mysticism and/or animism with science. Pepper’s world hypotheses are not fixed, so new possibilities may unfold. If that happens, there must be room to refute and/or confirm claims made by others, based on a truth accessible to everyone.

Next week, we will explore Pepper’s first world hypothesis which is suitable for science: “formism”

References
Pepper, S. C. (1942). World hypotheses: A study in evidence (Vol. 31). Univ of California Press.

Why god and intuition are not suitable for science

God en intuïtie niet geschikt voor wetenschap

God en intuïtie niet geschikt voor wetenschap

Deze blog is onderdeel van de reeks ‘het RFT-woordenboek‘. RFT staat voor Relational Frame Theory. Dat is een geweldige theorie over hoe taal en ons gedrag samenhangen. RFT kan voor nieuwkomers wat uitdagend zijn om in te komen. Het heeft veel woorden die haast wel een vreemde taal lijken. Daarom zijn deze blogs er, als een soort woordenboek voor RFT. De dikgedrukte woorden in de tekst vind je terug in het woordenboek.

In de vorige blogs hebben we gezien dat wat je als waar beschouwt o.a. afhankelijk is van je wereldbeeld (de lens waardoor je naar de wereld kijkt), ook wel wereldhypothese genoemd. In de laatste blog hebben we bekeken waaraan een wereldbeeld moet voldoen, wil het geschikt zijn voor wetenschap. Een wereldbeeld is geschikt als het wereldbeeld het toelaat dat een bewering van iemand kan worden bevestigd of ontkracht. Dit moet kunnen aan de hand van metingen en logica. Hoe dit eruit ziet, wil ik je laten zien aan de hand van twee wereldbeelden waarbij dit principe juist ontbreekt en dus niet geschikt zijn voor wetenschap: Animisme en Mysticisme.

Animisme

Animisme is het idee dat een geest, spirit of goddelijkheid verantwoordelijk is voor bepaalde fenomenen. Bijvoorbeeld dat Thor, de god van de donder er voor zorgt dat het gaat donderen. Er zijn veel varianten van animisme. Van dat elke boom en rivier zijn eigen god, of zijn eigen spirit, heeft, tot aan dat er één god is die alles bepaalt. En zo zijn er nog vele varianten hier tussen.

Al deze varianten gaan ervan uit dat er een goddelijkheid is, en dat dit verklaart waarom de wereld is zoals die is. Deze goddelijkheid is niet direct waar te nemen. En dat is op zichzelf nog geen probleem voor wetenschap. Er zijn wel meer wetenschappelijke stromingen die uitgaan van indirecte metingen, of zaken die niet direct waarneembaar zijn. Heel soms worden dergelijke zaken als pseudowetenschap bestempeld, maar over het algemeen is het geen beperking om het indirect waarneembare toch wetenschappelijk te benaderen. Dat de goddelijkheid alleen indirect waar te nemen is, is dus niet het hele verhaal waarom het animisme niet geschikt is voor wetenschap. Daarvoor moeten we ook naar het volgende kijken.

In de meeste culturen zijn er mensen die directer contact hebben met de goddelijkheid/-heden (priesters, imams, nonnen, e.d.) dan anderen (het gewone volk). Ik noem voor het gemak al deze mensen die contact hebben met de goddelijkheid ‘priesters’. Deze priesters kunnen het gewone volk vertellen waarom de goddelijkheid doet wat hij doet. Dus de goddelijkheid is niet direct waar te nemen, behalve door de priesters. De waarheid is dus alleen terug te voeren op wat deze priesters zeggen. Dit kan niet worden bevestigd of ontkracht door anderen, want de priesters hebben het alleenrecht op het contact met de goddelijkheid. Daarmee gaat alle waarheid via hen. Zo is de waarheid gecentreerd tot een kleine groep mensen, die niet in twijfel getrokken kan worden. De verhalen die ze vertellen zijn onmogelijk om te ontkrachten of te bevestigen. Het is deze combinatie die problematisch is voor wetenschap: de goddelijkheid is niet direct waar te nemen, behalve door een selecte groep, die we dienen te geloven op hun woord. Dat iets waar is omdat iemand het zegt, wordt ook wel dogmatisme genoemd. Animisme lijdt vaak tot dogmatische toestanden. Dat de dogmatische bewering van een priester niet te ontkrachten is, maakt dat het animisme niet geschikt is voor wetenschap.

    Mysticisme

    De mystieke ervaring vormt de basis van het mysticisme. De mystieke ervaring wordt ook wel beschreven als een ervaring waarbij je voelt dat je één bent met alles. Dit gevoel is zo krachtig dat dit als waar aan voelt. Er is geen andere waarheid meer dan dit. Dit krachtige gevoel wordt ook wel intuïtie of Liefde genoemd. De intuïtie of het gevoel van Liefde wordt het waarheidscriterium: iets is waar als je intuïtie of je gevoel aangeeft dat het waar is. Jouw gevoel is jouw waarheid. Waarheid is hier beperkt tot het individu en kan dus niet door anderen ontkracht of bevestigd worden door anderen. Zodoende is het niet geschikt voor wetenschap. Het heeft een hele persoonlijke kijk op waarheid waar er weinig ruimte is voor anderen. Als de mystieke ervaring van één persoon een leerschool of geloofsovertuiging wordt, kan het Mysticisme overgaan in Animisme en dogmatisme. 

    Animisme en mysticisme niet beter dan wetenschap

    Zowel animisme als mysticisme zijn niet fundamenteel meer of minder waar dan wereldbeelden die wel geschikt zijn voor wetenschap. Beiden zijn prima manieren om door het leven te gaan, mocht je daar de voorkeur aan geven. Dat ze niet geschikt zijn voor wetenschap, is omdat de waarheid niet deelbaar is met anderen: je kunt iemands bewering niet ontkrachten of bevestigen. In het geval van animisme is de waarheid in de handen van een selecte groep (de priesters) en in het geval van mysticisme is de waarheid in handen van het individu (je eigen intuïtie). Misschien komt de wetenschap tot zelfde conclusies als bepaalde mystieke of animistische stromingen. Dat is goed mogelijk, alleen dan komen ze daar vanuit een ander perspectief. Een perspectief wat wel de mogelijkheid biedt om beweringen te bevestigen en te ontkrachten. Of misschien komt er ooit een wereldhypothese dat het mystieke of het animisme met wetenschap kan verbinden. De wereldbeelden van Pepper staan niet vast, dus nieuwe mogelijkheden kunnen zich ontvouwen. Mocht dat gebeuren, dan moet er in ieder geval ruimte zijn om beweringen van anderen te ontkrachten en/of te bevestigen, op basis van een waarheid die voor iedereen toegankelijk is.

    Volgende week zullen we Pepper’s eerste wereldhypothese behandelen die wel geschikt is voor wetenschap: het vormisme.

    Ik vind het belangrijk dat deze kennis vrij toegankelijk is. Vond je dit artikel waardevol? Dan kun je me steunen met een vrijwillige bijdrage, klik hier voor meer.

    Referenties
    Pepper, S. C. (1942). World hypotheses: A study in evidence (Vol. 31). Univ of California Press.

    Noodzakelijk voor Wetenschap

    Noodzakelijk voor Wetenschap

    Noodzakelijk voor Wetenschap

    Deze blog is onderdeel van de reeks ‘het RFT-woordenboek‘. RFT staat voor Relational Frame Theory. Dat is een geweldige theorie over hoe taal en ons gedrag samenhangen. RFT kan voor nieuwkomers wat uitdagend zijn om in te komen. Het heeft veel woorden die haast wel een vreemde taal lijken. Daarom zijn deze blogs er, als een soort woordenboek voor RFT. De dikgedrukte woorden in de tekst vind je terug in het woordenboek.

    In de vorige blog hebben we gezien dat waarheid en bewijs afhankelijk zijn van hoe je naar het leven kijkt: je filosofie of je wereldbeeld. We hebben gesteld dat je niet zonder wereldbeeld naar het leven kan kijken. Het is als een bril, die je niet af kan zetten, maar wel kan verwisselen met een andere bril. Ook wetenschappers dragen zo een bril en hebben een wereldbeeld. Wetenschapsfilosoof Pepper (1942) maakte onderscheid tussen zes verschillende globale wereldbeelden, die hij wereldhypotheses noemde. Elk met zijn eigen kijk op waarheid, ook wel bekend onder de term ‘waarheidscriterium’.

    Geschikt voor wetenschap

    Nu is niet elke wereldhypothese geschikt voor wetenschap, volgens Pepper. In deze blog wil ik je graag meer vertellen over waar een wereldbeeld of wereldhypothese aan moet voldoen als je het wil gebruiken als basis voor wetenschap. Kort gezegd: in wetenschap is het noodzakelijk dat ik een bewering van iemand kan bevestigen of ontkrachten. Als ik iets beweer, dan moet jij dat kunnen bevestigen of ontkrachten. Pepper noemt dit met een Engels woord: corroboration. Zo een bevestiging, of ontkrachten, van een bewering kan op twee manieren:

    1. Aan de hand van metingen
    2. Aan de hand van logica
    Metingen

    Ik zou bijvoorbeeld het kookpunt van water kunnen meten, met een thermometer. Ik zeg tegen jou, de lezer, ‘water kookt bij 100 graden Celsius’. Je bent er misschien niet van overtuigd en wil de meting zelf doen. Dat doe je en je ziet dat de thermometer inderdaad 100 graden aan wijst als het water kookt. Met jouw meting bevestig je mijn bewering. Een bevestiging van een bewering op basis van een meeting noemt Pepper: corroboration of data.

     

    Logica

    Nu kan je ook iets bevestigen aan de hand van logica. Neem bijvoorbeeld een stoel, die wordt gemaakt door een fabrikant, genaamd Putjefrats. Deze fabrikant, Putjefrats, staat bekend om zijn stevige stoelen, Putjefrats heeft een keurmerk en wordt regelmatig gecontroleerd door een externe partij op de stevigheid van zijn stoelen. Nu heb ik zo een stoel gekocht van Putjefrats en ik zeg tegen jou: ‘Dit is een stevige stoel, ga er maar op zitten, hij is van Putjefrats!’. Je vertrouwt het toch niet helemaal en vraagt aan mij, ‘Hoezo is dit een stevige stoel, alleen omdat hij van Putjefrats is?’. Dan zeg ik, ‘Nou, Putjefrats staat bekend om zijn stevige stoelen, ze hebben een keurmerk en worden regelmatig gecontroleerd.’ ‘Oh, als dat zo is’, zeg je, ‘dan is het zeer waarschijnlijk dat dit een stevige stoel is.’ Zo bevestig je mijn bewering op basis van de logische samenhang van verschillende data. Een bevestiging op basis van logica, noemt Pepper in het Engels: corroboration of danda.

    Binnen een wereldhypothese moeten beiden mogelijkheden van bevestigen of ontkrachten mogelijk zijn: zowel op basis van logica als op basis van data. Twee van Peppers wereldhypotheses voldoen hier niet aan en vier wel. In de volgende blog gaan we kijken naar de twee wereldbeelden die ongeschikt zijn voor wetenschap: Animisme en Mysticisme.

    Wereldhypotheses zelf zijn niet te bevestigen

    Een wereldhypothese is zelf overigens niet te ontkrachten of te bevestigen als waar. Iets is waar binnen een bepaalde wereldhypothese of vanuit een bepaald wereldbeeld. Waarheid bestaat niet los van een wereldhypothese, zoals te lezen is in de vorige blog. Een wereldhypothese proberen te bevestigen of ontkrachten is als het opeten van je eigen mond: het gaat niet. De ene wereldhypothese kan dus niet méér of minder waar zijn dan de ander. Dit geldt ook voor wereldhypotheses die niet geschikt zijn voor wetenschap.

    Volgende keer dus voorbeelden van wereldhypotheses die niet geschikt zijn voor wetenschap.

    Ik vind het belangrijk dat deze kennis vrij toegankelijk is. Vond je dit artikel waardevol? Dan kun je me steunen met een vrijwillige bijdrage, klik hier voor meer.

    Referenties
    Pepper, S. C. (1942). World hypotheses: A study in evidence (Vol. 31). Univ of California Press.

    Noodzakelijk voor Wetenschap

    Essential for Science

    Essential for Science

    This blog is part of the “RFT Dictionary” series. RFT stands for Relational Frame Theory, an incredible theory that explores the relationship between language and behavior. RFT can be challenging for newcomers to grasp, as it incorporates numerous terms that may seem like a foreign language. That’s why these blogs exist—to serve as a sort of dictionary for RFT. The bolded words in the text can be found in the dictionary, providing definitions and explanations to enhance your understanding.

    In the previous blog, we saw that truth and evidence depend on how you view life: your philosophy or worldview. We have established that you cannot look at life without a worldview. It’s like a pair of glasses that you can’t take off but can exchange for another pair. Even scientists wear such glasses and have a worldview. Philosopher of science, Pepper (1942), distinguished between six different global worldviews, which he called world hypotheses. Each has its own perspective on truth, also known as the “truth criterion.”

    Suitability for Science 

    However, not every world hypothesis is suitable for science, according to Pepper. In this blog, I would like to tell you more about what a worldview or world hypothesis must meet if you want to use it as a basis for science. For science, it is necessary for me to confirm or refute someone’s claim. When I make a statement, you should be able to confirm or refute it. Pepper calls this process corroboration. Corroboration of a claim can be done in two ways:

    1) Through measurements

    2) Through logic

    Measurements

    For example, I could measure the boiling point of water using a thermometer. I say to you, the reader, “Water boils at 100 degrees Celsius.” You might not be convinced and want to conduct the measurement yourself. You do so and see that the thermometer indeed shows 100 degrees when the water boils. With your measurement, you confirm my claim. Pepper refers to this confirmation of a claim based on measurements as “corroboration of data.”

     

    Logic

    You can also confirm something based on logic. Take, for example, a chair made by a manufacturer named Poofywoof. This manufacturer, Poofywoof, is known for producing sturdy chairs. Poofywoof has a certification and undergoes regular external inspections to assess the strength of their chairs. Recently, I have purchased such a chair from Poofywoof, and I say to you, “This is a sturdy chair, go ahead and sit on it, it’s from Poofywoof!” You are still a bit skeptical and ask me, “Why is this chair sturdy? Just because it’s from Putjefrats?” I’ll respond, “Well, Putjefrats is known for producing sturdy chairs; they have a certification and undergo regular inspections.” “Oh, if that’s the case,” you say, “then it is very likely that this is a sturdy chair.” This way, you confirm my claim based on the logical coherence of various data. Pepper refers to this confirmation based on logic as “corroboration of danda.”

    Within a world hypothesis, both opportunities of confirmation or refutation must be possible: both based on logic and based on data. Two of Pepper’s world hypotheses don’t meet this standard, and four do. In the next blog, we will look at the two worldviews that are unsuitable for science: Animism and Mysticism.

    World hypotheses themselves cannot be corroborated

    A world hypothesis cannot be refuted or confirmed as true in itself. Something is true within a particular world hypothesis or from a specific worldview. Truth does not exist independently of a world hypothesis, as mentioned in the previous blog. Trying to confirm or refute a world hypothesis is like eating your own mouth: it’s impossible. One world hypothesis cannot be more or less true than another. This also applies to world hypotheses that are not suitable for science.

    In the next blog, more about Animism and Mysticism.

    References
    Pepper, S. C. (1942). World hypotheses: A study in evidence (Vol. 31). Univ of California Press.

    Wat verwacht je van een therapie? Meer over Procesgerichte Interactieve Therapie.

    Wat verwacht je van een therapie? Meer over Procesgerichte Interactieve Therapie.

    Wat verwacht je van een therapie? Meer over Procesgerichte Interactieve Therapie.

    Wat moet therapie doen? Wie ben je als therapeut? Wat verwacht je van je cliënten? En wat verwacht je van jezelf als therapeut?

    Er is niet één goed antwoord op deze vraag. Je kunt deze vraag vanuit verschillende perspectieven beantwoorden en dan krijg je verschillende antwoorden die allemaal ok zijn. Het antwoord wat je hieronder leest is niet het juiste antwoord, maar een antwoord dat bij mij past. Misschien past het ook bij jou?

    Interactie als uitgangspunt

    Procesgerichte Interactieve Therapie (PiT) neemt als uitgangspunt de interactie. Dat is de interactie met jezelf en je omgeving. De therapeut is onderdeel van de omgeving van de cliënt. De cliënt interacteert met de therapeut als geheel, dus niet alleen met de methodes die de therapeut weet, maar met de hele therapeut. Alles wat de therapeut doet en is, daar interacteert de cliënt mee. Zodoende is de therapeut de interventie. Jij bent de interventie voor je cliënt.

    Dit vormt de basis van PiT. De interventies, methodes, wetenschappelijke theorieën, gedragsanalyses, alles tot aan de wetenschapsfilosofie aan toe, zijn hier op gebaseerd. Dat betekent dat dit alles je helpt in de interactie met je cliënt.

    Wat verwacht ik niet van de cliënt?

    Zo kan je vanuit de wetenschappelijke theorie niet verwachten van je cliënt dat hij zomaar gaat veranderen. Zijn huidige gedrag is gebaseerd op vele, vele, interacties met anderen (de ouders, broers, zussen, school, vrienden, onbekenden, samenleving, cultuur, etc.) Het gedrag heeft een functie, een reden. Wat de functie is van het gedrag heeft te maken met deze eerdere interacties. Dit noemen we de leergeschiedenis van de cliënt. Vanuit hier is het niet logisch dat gedrag zich snel ombuigt met zo een lange leergeschiedenis. We verwachten dat dit langzaam gaat.

    Wat moet therapie doen?

    Wat ik, vanuit PiT, verwacht van therapie, is dat iemand, in contact met mij, dichter bij zichzelf kan komen en vanuit zichzelf keuzes kan maken die wellicht beter bij diegene passen. Meestal komen cliënten niet met deze vraag binnen: ‘Kan je me helpen dichter bij mezelf te komen?’ Nee, meestal komen ze binnen met een probleem, wat ze opgelost willen hebben. Vaak is het achterliggende idee: ik ben nu niet ok, maar als mijn probleem is opgelost ben ik dat wel. Dit klinkt in eerste instantie heel logisch. Alleen, wat blijkt in veel gevallen, zelfs als het probleem is opgelost, dan nog is de persoon in kwestie niet ok. Het probleem is dat de cliënt zichzelf op een diep niveau niet ok vindt. Wat ik doe in therapie is dat ik de persoon, met zijn probleem, ok vind. De cliënt hoeft voor mij niet te veranderen. Paradoxaal genoeg, is het makkelijker om te veranderen als je ok bent, dan om te veranderen omdat je niet ok bent. Als je wil kan je het volgende doen, om het te ervaren wat ik bedoel:

    Zeg tegen jezelf: Ik ben ok en ik kan het anders doen.

    Voel even goed wat je voelt. Herhaal hem nog eens en sluit eventueel je ogen om contact te maken met je gevoel en deze zin.

    Zeg nu tegen jezelf: Ik ben niet ok, en ik moet het anders doen.

    Voel nu hoe dit voelt. Ook hier kan je hem nog eens herhalen en je ogen sluiten.

    Voelde het anders? Ik weet niet precies wat jij voelt, maar als ik dit doe, dan voel ik bij de eerste zin een rust en vanuit deze rust kan ik bewegen. Bij de tweede zin voel ik onrust en moet ik bewegen, ik wil hollen, rennen naar het punt dat ik wel ok ben. Ik wil je hiermee laten zien dat veranderen makkelijker is als het vanuit een ‘ik ben ok’ komt, dan een ‘ik ben niet ok’. Nu is het alleen dat deze ‘ik ben niet ok’ van de cliënt niet zo makkelijk om te buigen is. Dit is een heel verhaal wat de cliënt over zichzelf vertelt over wie hij is en wie de ander is. Zijn ‘ik ben niet ok’- verhaal is zijn sociale kompas, zonder dat weet de cliënt niet meer hoe hij zich naar anderen en naar zichzelf moet verhouden. Dat kan heel beangstigend zijn. Daarom is het belangrijk om in kaart te brengen op welke manier we invloed kunnen uit oefenen op dit verhaal, zodat we het langzaam(!) dit dynamische verhaal kunnen veranderen. De wetenschappelijke theorie: de Relational Frame Theory (RFT) geeft hier de mogelijkheid toe. Dit is een theorie die inzichtelijk maakt hoe taal en gedrag samenhangen. Op basis daarvan weet je wat je ingang kan zijn in het verhaal van je cliënt.

    Wat verwacht ik van mezelf als therapeut

    Ik verwacht dat ik hier bij de cliënt kan zijn, waar de cliënt nu is. Ik verwacht dat ik de cliënt, langzamerhand kan uitnodigen in het contact met mij. Hiervoor is het nodig dat ik bij mezelf kan zijn in het contact met mijn cliënt. Zodoende is zelfzorg voor de therapeut essentieel. Daarnaast verwacht ik van mezelf dat ik inzicht kan krijgen vanuit mijn hoofd en mijn hart waarom de cliënt doet wat hij doet. Ik wil het begrijpen waarom de cliënt doet wat hij doet en daar helpt de RFT mij bij. En ik wil gevoelsmatig snappen, wat het betekent om met het verhaal van de cliënt te leven, zodat ik ook op dit niveau contact kan maken met de cliënt.

    Wat verwacht ik wel van de cliënt?

    Op korte termijn verwacht ik niks van mijn cliënt, dat deze er is, is genoeg. Op lange termijn verwacht ik dat de cliënt zijn probleem niet hoeft op te lossen om ok te zijn. Dat hij ook met zijn probleem ok kan zijn en vanuit daar het probleem anders kan aanpakken. Dit is namelijk de kant die ik op beweeg en een cliënt kan daarin meebewegen, of niet. Ik heb er ook begrip voor dat een cliënt niet beweegt. Ik wil ook nooit zeggen dat mijn manier van therapie geven de beste of de enige valide is. Sommige therapieën leggen meer focus op het problemen kunnen oplossen, dat zou ook kunnen werken. Als de cliënt een dergelijke therapie wil, dan stuur ik ze met liefde door naar een collega die op die manier werkt. Ik kan niet zo werken, omdat ik daar niet in geloof. Daarom verwacht ik impliciet op de lange termijn van mijn cliënten dat ze hun problemen niet hoeven op te lossen om ok te zijn.

    Wil je nou meer weten over RFT, ik doe de hele theorie uit de doeken in een blogreeks. Het eerste artikel kan je hier lezen en een overzicht van de artikelen in deze reeks kan je hier vinden. Als wil meer wil weten over RFT en hoe je RFT kan toepassen in de praktijk, om bijvoorbeeld op gevoelsniveau contact te maken met het verhaal van je cliënt, volg dan de RFT workshop.

    Wil je Procesgerichte Interactieve Therapie leren, met alles erop en eraan? Schrijf je dan in voor de 3-jarige opleiding.